Longreadsmockup (1) (1)
Longreads

Energie voor de toekomst

In 1959 arriveerde de Nederlandse Aardolie Maatschappij voor een proefboring in het Groningse Kolham. De proefboring was een succes, maar het duurde nog enkele jaren voor duidelijk werd hoe groot dat succes was. De boring had grote gevolgen, voor Groningen, voor Noord-Nederland, eigenlijk voor heel Europa.

De boring was de eerste waarbij de aardgasbel van Slochteren werd aangeboord: het Groningenveld. Deze aardgasbel bevatte 2.740 miljard kubieke meter aardgas, wat het veld tot het grootste van Europa maakte. De vondst zette Noord-Nederland met stip op de kaart als energieregio, waarbij de noorderlingen voort konden bouwen op een langere geschiedenis van turf, aardolie en kleinere gasvelden.    

Noord-Nederland als energieregio.

Het aardgas was een locatie gebonden grondstof, het zat nou eenmaal in de Groningse grond. Dit gaf Noord-Nederland een uitgangspositie om uit te groeien tot het centrum van de Nederlandse gaseconomie. Maar de tijd van fossiele brandstoffen loopt op zijn einde, en door de bewogen geschiedenis van aardbevingen is het Groningenveld in oktober 2023 gesloten. De grondstoffen van de toekomst, zoals wind, zon en energiedragers zoals waterstof, zijn niet langer locatie gebonden. Toch betekent dit allerminst het einde van het Noorden als energieregio. Tussen aardgas en waterstof heeft Noord-Nederland niet stil gezeten, maar heeft de regio een unieke infrastructuur op poten gezet en zich ontwikkeld tot een sleutelregio voor de ophanden zijnde energietransitie.

Veenlandmoerassen en de turfwinning

Het Noord-Nederlandse landschap kenmerkte zich van oudsher door grote gebieden met natte, verzadigde en sponsachtige grond: zogenaamde veenmoerassen. Dat deze omschrijving weinig overeenkomsten vertoont met het Noord-Nederlandse landschap van tegenwoordig is geen toeval. De noordelingen hebben hun landschap flink onder handen genomen. Natte veengrond was namelijk niet bruikbaar voor landbouw, maar kon wel op een andere manier tot nut worden gemaakt. Door het veen uit de bodem te ‘steken’ en te drogen ontstond turf, een premoderne brandstof. De eerste beschrijvingen van het gebruik van turf in Noord-Nederland gaan terug tot de Romeinse tijd. Deze vroege turfproductie was in principe voor eigen gebruik, maar reeds in de Middeleeuwen begon hier verandering in te komen.

Vanaf de dertiende eeuw vond aan de oostkant van de Hunze een meer systematische winning van turf plaats. Mensen begonnen zich te vestigen in het veen en het aantal kloosters in de provincie Groningen breidde sterk uit; enkele gingen zich actief bemoeien met de turfwinning. De nabijheid van de (handels)stad Groningen en de goed bevaarbare rivier de Hunze, die functioneerde als natuurlijke aan- en afvoerroute, zorgden voor een uitstekende context voor de ontginning.

De middeleeuwse turfwinning was echter nog kleinschalig vergeleken met de commerciële turfwinning die in de zestiende eeuw op gang kwam. In de zestiende en zeventiende eeuw groeide de Nederlandse bevolking en daarmee ook de economie. Hout werd schaarser en vooral vanuit (Hollandse) steden klonk een sterk toenemende vraag naar andere brandstoffen, zoals turf. Met de groeiende turfproductie waren er in Holland al vrij snel geen veengebieden meer over. Aangezien Noord-Nederland beschikte over een enorm gebied dat zich leende voor vervening, kwamen zowel vanuit de regio als van buiten veel initiatieven voor grootschalige ontginning. Daarbij kwam ook een nieuwe organisatievorm in zwang, die kenmerkend werd voor met name de Drentse turfeconomie: de veencompagnie. Dit waren maatschappen waarvan de deelnemers, zogenaamde compagnons, geld in brachten en zo gezamenlijk ondernemingen opzetten.   

Longreadsmockup (1) (1)
Verder lezen? Download de longread - Energietransitie Download hier