Jan Craens met een kaas in zijn hand voor een gebouw.
  • AgroFood
  • Innoveren
  • Business Innovation Program Food

Voedselverniewers op scherp door leertraject – Kaaslust

Met zijn zeventig levensjaren heeft Jan Craens een schat aan ervaring opgebouwd. Hij is levensmiddelentechnoloog, rentmeester, bedrijfskundige, adviseur, kaasmaker én ondernemer, bekend van zijn bedrijf Kaaslust in Veenhuizen. Dat hij zijn betrokkenheid bij Kaaslust aan het afbouwen is, gaf hem de ruimte om deel te nemen aan het Business Innovation Program Food.

Want: Jan is vol enthousiasme bezig met het ontwikkelen van een plantaardige variant voor kaas. ‘Deze opleiding behoedt me voor omwegen en fouten’, lacht hij. ‘Ik ben een man die denkt in mogelijkheden en daarbij heb ik soms de neiging om de rand van het ravijn op te zoeken. Dankzij het BIPF ga ik bewuster te werk.’

Kleine stapjes

'Van nature ben ik het type van gewoon doen en zien hoe het loopt’, vertelt de ondernemer. ‘De kans op roekeloze investeringen was vrij groot geweest als de NOM mij niet had geattendeerd op dit innovatieprogramma. Want daar leerde ik om volgens een stappenplan te werken en een betere voorbereiding te doen door markt- en klantonderzoek. Dan kun je gerichtere keuzes maken én dingen uitproberen zonder meteen all-in te gaan. In Silicon Valley doen ze het ook: met weinig budget iets realiseren en snel testen, zodat je in een proces van kleine stapjes kunt bijsturen en verfijnen. En onderweg vooral blijven checken of je acties passen bij de fase waar je in zit. Dat helpt om op het juiste moment de goede dingen te doen en geschikte partijen aan te trekken.’

Jan vindt het prachtig om als doorgewinterde ondernemer weer geprikkeld te worden met nieuwe inzichten. ‘Ik draag een grote gereedschapskist met kennis en ervaring met me mee. Dat is een voordeel, al zit het me soms ook in de weg, omdat ik gewend ben de dingen op een bepaalde manier aan te pakken. Daarom ben ik blij dat ik al in de prille startfase van deze vernieuwing aan het BIPF kon deelnemen. Alles staat of valt met een goed product en daarmee ben ik aan het experimenteren. Over de kansen heb ik geen zorgen. Klanten vragen al langer naar plantaardige alternatieven en die beweging wordt steeds groter. De kunst is om niet te doen wat anderen al doen. Waar ik nu mee bezig ben, is een voedzamer alternatief voor de bestaande vegan varianten. En smakelijk natuurlijk, want de mensen kopen het alleen als het lekker is.’

Rentmeesterschap regio

Uit de klantinterviews kwam naar voren dat smaak vaak een struikelblok is bij plantaardige producten. Ook willen mensen die bewust kiezen zo min mogelijk toevoegingen in hun voedsel. ‘Als levensmiddelentechnoloog en kaasmaker heb ik veel ervaring met smaken en structuren’, vertelt Jan. ‘Er zijn legio mogelijkheden en ik heb al een hele lijst van mensen die in deze ontwikkelfase graag willen proeven. Het proces vraagt een lange adem, daarom is het belangrijk dat ik partners ga zoeken. Ook om mijn kennis over te dragen, want qua leeftijd ben ik bepaald geen starter meer. De NOM helpt om lijntjes te leggen. Zij zijn in Noord-Nederland betrokken bij veelbelovende initiatieven in voedselvernieuwing. Dat zie ik graag: kennisclusters en productie in de eigen regio. Dat past bij rentmeesterschap, biedt kansen voor ondernemers én brengt werkgelegenheid.’

Marktvalidatie is kern van Business Innovation Program Food

Een groeiend aantal startups en mkb’ers hebben krachtige ideeën om een bijdrage te leveren aan de voedseltransitie. Toch is de faalkans in voedselvernieuwing nog extreem hoog: maar liefst 95 procent krijgt geen gezonde businesscase van de grond. Als het om ons eten gaat, veranderen we blijkbaar niet zo makkelijk. Of zijn ondernemers onvoldoende bezig met de behoefte van klanten?

Precies dat – de behoefte van klanten checken – blijkt een kansrijk verbeterpunt. ‘Marktvalidatie, marktvalidatie en nog eens marktvalidatie’, benadrukt Joep de Vries, die zich vanuit de NOM bezighoudt met het ontwikkelen van Noord-Nederlandse ecosystemen binnen de agrifoodsector. ‘De valkuil van veel voedselvernieuwers is dat ze de verkeerde vragen stellen. Door het enthousiasme over hun idee missen ze belangrijke informatie over de markt: welke behoeften en problemen leven daar? Hoe bied jij met jouw product een oplossing?Bij het Business Innovation Program Food (BIPF) leren deelnemers in de eerste plaats om gedegen markt- en klantonderzoek te doen.’

Naast de bewustwording van wat er werkelijk leeft bij klanten, besteedt het BIPF aandacht aan de levensfase van het bedrijf: waar sta je nu en welke acties passen daarbij? ‘We checken op vijf cruciale domeinen: product, markt, businessmodel, team en financiering’, legt Joep uit. ‘Als je te veel tijd, energie en geld besteedt aan acties die niet bij het momentum passen, dan groei je scheef in je processen en ben je – in het beste geval – veel langer onderweg. In dit traject leren we deelnemers om te focussen en zo effectief mogelijk aan de slag te gaan.’