Kanselarij Leeuwarden

NOM en FOM bouwen brug tussen kennis en praktijk

Om beter bij te dragen aan een brede welvaart in Fryslân, moeten kennis en praktijk elkaar versterken. Vanuit die gedachte organiseerden de NOM en de FOM onlangs een bijeenkomst rond de Blue Delta Monitor 2024.  

Het is een vroege lenteochtend als medewerkers van de NOM en de FOM langzaam de statige Bestuurskamer van de Kanselarij binnendruppelen. In het monumentale gebouw in hartje Leeuwarden zullen ze onder leiding van Wouter Marchand en Marijn Molema worden bijgepraat over de trends en ontwikkelingen in de Friese economie.

Wouter is senior onderzoeker bij Planbureau Fryslân en houdt zich onder meer bezig met monitoring van de regionale economie. Marijn is bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan de RUG en sinds juli 2024 werkzaam als Adviseur Strategie bij de NOM.

Centraal staat deze ochtend de Blue Delta Monitor 2024, een onderzoeksrapport waarin de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de provincie Fryslân in kaart zijn gebracht. Het is ontwikkeld door Planbureau Fryslân, in samenwerking met de Provincie Fryslân en Innovatiepact Fryslân, en richt zich op zes sectoren die belangrijk zijn voor het verdienvermogen en de brede welvaart van de provincie: AgroFood, Water Technology, High Tech Systems & Materials, Circular Materials, Maritime Technology en Tourism & Hospitality.

Twee werelden

De monitor dient als praktisch instrument voor beleidsmakers, ondernemers en investeerders. Het helpt om goed onderbouwde beslissingen te nemen over economische investeringen en beleid. Zo biedt het inzicht in hoe de Friese economie zich ontwikkelt ten opzichte van de rest van Nederland, welke sectoren kansen bieden voor groei, en waar uitdagingen liggen op het gebied van werkgelegenheid en innovatie. Daarnaast legt de Blue Delta Monitor verbanden tussen economische vooruitgang en de brede welvaart in Fryslân, waardoor een completer beeld ontstaat van hoe economische groei bijdraagt aan de leefbaarheid van de provincie.

‘We willen twee werelden bij elkaar brengen’,  vertelt Marijn over het doel van de bijeenkomst. ‘Aan de ene kant de mensen van de NOM en FOM die in het veld staan om onze missie waar te maken: het verdienvermogen van Noord-Nederland versterken. Aan de andere kant de wereld van onderzoek, kennisontwikkeling en het begrijpen van hoe een economisch ecosysteem werkt. Dat zijn twee verschillende werelden die elkaar kunnen versterken, maar dan moet je ze  wel samenbrengen.‘

Friese paradox

Wouter neemt de aanwezigen mee in de inhoud van de Blue Delta Monitor en belicht de belangrijkste bevindingen. Hoewel de Friese economie is gegroeid, blijft de groei achter bij het landelijk gemiddelde. ‘Dit vergroot het verschil in verdienvermogen tussen Fryslân en andere regio’s’, verduidelijkt hij. Ook wijst hij op de uitdagingen voor de arbeidsmarkt, zoals personeelstekorten in techniek, zorg en onderwijs, en de vergrijzing die leidt tot een toenemende uitstroom van werkenden.

Tegelijkertijd benadrukt Wouter de sterke positie van Fryslân als het gaat om leefbaarheid en tevredenheid onder inwoners. De mindere prestaties op economisch gebied zie je geenszins terug in een mindere kwaliteit van leven. Sterker nog: Friezen zijn meer tevreden met hun leven en hun leefomgeving dan de gemiddelde Nederlander. Minder geld, maar niet minder gelukkig. De Friese paradox wordt dat genoemd. En ja, deze kwaliteiten kunnen worden ingezet om de economische positie te versterken. Door een prettig woon- en leefklimaat te bieden, kun je de bedrijvigheid die je hebt behouden en wellicht zelfs nieuwe vormen van werkgelegenheid naar de provincie halen.

Kansen

Met zo'n 2.600 banen, een hoge toegevoegde waarde per werkzame persoon en vele innovatieve bedrijven is Water Technology een succesvol speerpunt. Ook AgroFood, Maritime Technology, High Tech Systems & Materials en Circular Materials zijn van grote betekenis voor de Friese economie. Hospitality heeft weliswaar een lagere toegevoegde waarde per baan, maar is onmisbaar voor het voorzieningenniveau en de brede welvaart in de provincie.

‘Er liggen genoeg kansen voor de Friese economie’, vervolgt Wouter. ‘De transitie naar een circulaire economie is in volle gang, met een stijging van bijna 24% in het aantal vestigingen sinds 2013. Daarnaast is gebleken dat de verschillende sectoren elkaar kunnen versterken.’  Tegelijkertijd signaleert hij belemmeringen: de lage bevolkingsdichtheid is nadelig voor clustervorming en het relatief grote aandeel MKB en ZZP'ers maakt dat grootschalige innovaties minder snel plaatsvinden. Terwijl juist in het grootbedrijf vaak belangrijke innovaties ontstaan.

Brainstorm

Maar hoe kunnen medewerkers van de NOM en de FOM kennisproducten, zoals de Blue Delta Monitor, meer systematisch betrekken bij hun werk? Wat is voor bijvoorbeeld een fondsmanager of een business developer nu eigenlijk bruikbare informatie? Om daar wat meer gevoel bij te krijgen werden de aanwezigen opgedeeld in tweetallen voor een korte brainstormsessie. Daaruit kwam een aantal punten naar voren. Zo bleek er onder meer behoefte aan een betere koppeling met landelijke transitiedoelen. Sommigen hadden het idee dat het voor circulaire bedrijven lastig is om financiering op te halen en wilden graag weten of dat ook echt zo is. Anderen waren weer benieuwd of er wellicht blinde vlekken zijn. Ze vroegen zich af of er, buiten de zes stuwende sectoren, wellicht sectoren zijn die zeer kansrijk zijn zonder dat we het door hebben.

Zeker, er was tijdens de bijeenkomst voldoende interactie en discussie. Regelmatig werden Wouter en Marijn voorzien van waardevolle input en praktijkvoorbeelden. Ook werd duidelijk dat de vertaalslag van kennis naar praktijk niet vanzelf gaat. ‘In de wereld van de onderzoekers zijn we heel erg gewend om hypotheses op te stellen en vervolgens te testen’, vertelt Marijn na afloop. ‘Dat zouden we eigenlijk meer moeten doen met de mensen die in de frontlinie staan. En dan samen onderzoeken waar kansen en mogelijkheden liggen.’

Gebruikswaarde en nut

Welk belangrijk inzicht heeft de bijeenkomst Marijn opgeleverd? ‘Dat de gebruikswaarde en het nut van kennis centraal moeten staan’, antwoordt hij meteen. ‘Dus als je wilt dat mensen kennis gaan gebruiken, moet je eerst op één lijn komen als het gaat om het praktische nut ervan. De NOM en de FOM zijn natuurlijk geen kennisinstituten, maar ze hebben wel kennis nodig. Daarom willen we de kennisdeling tussen verschillende noordelijke instellingen bevorderen in een soort kennisnetwerk, specifiek gericht op kennis voor economisch beleid in Noord-Nederland.’

Maar ook gaat Marijn samen met onder anderen Wouter werken aan een systeemanalyse. Om daarna met alle relevante partners in gesprek te gaan om te kijken: hoe kunnen we dit systematisch borgen? Marijn: ‘We moeten in Noord-Nederland meer kennis uitwisselen en opbouwen om meer impact te maken met de interventies waarmee we de economie willen stimuleren. Als NOM en FOM hebben we heel veel plannen, maar we moeten ook zorgen dat we die goed onderbouwen.’